Reisverslag van vogelwerkgroep Amsterdam
Grauw?
Hoewel we op onze vakantie diverse vogels spotten die grauw heetten, hebben we beslist geen grauwe indruk gekregen van de vogelreis die Martijn Voorvelt voor de vogelwerkgroep Amsterdam organiseerde van 11 tot 19 mei 2008. Hongarije is een verre van grauw land, want de natuur is er indrukwekkend mooi. En die vogels? Grauwe kiekendief, grauwe klauwier, grauwe gors, ze zijn allemaal even mooi!
En wat een ruimte daar, op de puszta, én stil! De koekoek was de enige die geluidsoverlast veroorzaakte, met zijn voortdurende roep.
11 mei
In de mailberichten hebben we wel al een aantal keren de namen van de deelnemers aan de reis gelezen, toch blijken we maar enkele deelnemers te kennen en sommigen nog vaag herkennen van de pelagische tocht op de Noordzee, met die hoge golven en een aantal zeezieken.Bij het wachten zien we dat ook Anna Enquist met dit vliegtuig meegaat.
We merken niets meer van de staking, die vrijdag op de luchthaven begon onder het bagagepersoneel voor een nieuwe CAO met voldoende loonsverhoging en de Airbus van Swiss Air vertrekt exact op tijd, net als de aansluiting in Zürich. Het is helder weer, dus voor wie bij het raampje zit, leuk om Nederland en later de Zwitserse bergen onder je door te zien glijden. Er zijn ook veel gele vlakken van overal bloeiende koolzaadvelden.
inleveren
Gelukkig krijgen we koffie en water, want vloeistoffen mogen tegenwoordig niet meer mee.
Mieke moet zelfs shampoo en andere toiletartikelen die ze in haar handbagage had, inleveren. Er staan ook verschillende ingenomen flesjes water.
Met het tweede vliegtuig komen we over de besneeuwde bergen en in de lucht worden al rode wouwen waargenomen.
In Boedapest worden we opgewacht door de chauffeurs van een busje en een auto, die een bordje “Farm Lator” omhoog houden. Ze brengen ons, terwijl Bert op de kaart de route richting Miscolc volgt – hij is hier twee jaar geleden ook geweest – , naar het gehuchtje tegen het Bükkgebergte. Onderweg worden we al op wat bezienswaardigheden gewezen, met een gebaar en een enkel Duits woord. We rijden veel langs tamarisken en al een enkele bloeiende acacia. We zien de nodige buizerds, regelmatig op een paaltje. We rijden door een dorpje met een grote kerk en verschillende ooievaarsnesten.
Hartelijk worden we ontvangen door een Engels sprekende dame, Barbara (blijkt later de vrouw van) en Rob de Jong, die, zoals Hans Dorresteijn schreef, inderdaad wel wat van Ruud van Nistelrooij weg heeft.Draaihals
Bij het uitstappen wordt direct al de Europese kanarie gehoord en we zien de zwarte roodstaart. In de bosjes zingt een nachtegaal en als we thee/koffie zitten te drinken horen en zien we een draaihals (een klein soort specht) en een zanglijster.
Later krijgen we prachtig de middelste bonte specht van dichtbij op een boomstam te zien en opnieuw de draaihals, die je hier dezer dagen, volgens Rob tot vervelens toe, kunt horen. Hij schijnt zijn vrouwtje kwijt te zijn of zoiets.
We zijn opgetogen over deze nieuwe ontdekkingen op 1e Pinksterdag.
Rob heeft ons een ijskast gewezen waaruit we consumpties kunnen nemen en op de lijst noteren. Wordt aan het einde van de vakantie afgerekend. Na een biertje gaan we gezellig eten, paddestoelensoep, rijst met kalkoen en koekjes toe + koffie. Wijntje erbij, dus moeten we nog wel even de benen strekken, terwijl we koekoeken horen roepen.Eerst krijgen we een explicatie van Rob over dit gebied. Vroeger, miljoenen jaren geleden, was hier een zee, ontstaan toen rond om de Alpen en Karpaten “omhoog kwamen”. Toen nog weer later die zee leeg was gestroomd resulteerde een en ander in het landschap zoals het nu is, de laagvlakte van Hongarije, puszta’s met kleine nederzettingen. Door die vlakte stroomt nu de Tisza, in oude tijden een enorme brede stroom.
12 mei
Al is het hier doodstil ’s nachts, ’s morgens blijkt dat menigeen slecht of onrustig geslapen heeft. We hebben er niet minder plezier om bij het gevarieerde ontbijt met geestige opmerkingen over en weer.pekanjers
We kunnen zelf een lunchpakket klaarmaken. Tegen negenen gaan we op pad voor een wandeling, weer langs het veldje pekanjers en bij een gehuchtje omhoog naar een plateau.
We observeren o.a. de grauwe gors, de grauwe klauwier, de roodborsttapuit, na een aantal keren als robotap aangeduid, in de verte de (zomer)tortel.
Er zijn hele velden paarse verbascum, soms een rose ertussen.
Regelmatig horen we de zomertortel ook, net als nachtegalen, koekoeken en wielewalen.
De wandeling zou gemarkeerd zijn had Rob aan Martijn uitgelegd, maar die markering laat nogal te wensen over, zodat we na verloop van tijd op onze schreden moeten terugkeren. We zagen wel roofvogels: een wespendief en een slangenarend. Na een tijdje dwalen over het plateau zijn we langzamerhand maar teruggegaan; er kwam een donkere lucht aan. Toen het begon te onweren en te regenen keerden we helemaal terug. Na een uurtje was het weer droog. We zijn even naar de kleine bonte specht gaan kijken, bij Frank in de boomgaard.
Er werd thee of koffie geschonken en om 2 uur gingen we opnieuw op pad. Martijn heeft met Rob afgesproken, dat hij ons om kwart voor vijf op een kruispunt verderop ophaalt om ons met de auto’s naar een plek te brengen waar de oeraluil zit.
Onderweg worden we attent gemaakt op het geluid van de withalsvliegenvanger en als we een zijpaadje inslaan zien we hem prachtig op een dode boomstronk zitten. Ook leren we het geluid van de fluiter, een soort wekkertje, maar lang niet zo snel als een snor;
of een snel stuiterende knikker op een glasplaat.
Op het pad loopt een oliekever en zoals over veel insekten kan Jan Timmer precies vertellen op welke ingewikkelde manier zo’n beest zich voortplant. De oliekever heeft wel 150.000 eieren bij zich, die hij dropt in een sappig bloemenweitje. De larven kruikpen omhoog in de bloemen en hechten zich aan een insect dat zo’n bloem bezoekt. Voor de meesten betekent dat een roemloos einde, behalve voor de larf die het geluk heeft meegenomen te worden door de zandbij. Die doet zich in het nest van de bij tegoed aan de stuifmeelballen, zodat er voor de bijenlarven niets meer over blijft. Na een volgend stadium ontpopt zich een nieuwe oliekever en begint het verhaal opnieuw.
De zandbij kent nog meer bedreigingen: er is ook een zweefvlieg die de gewoonte heeft om het nest van een zandbij te bombarderen met zijn eieren, zodat de larven direct in een goedgevulde voorraadkamer uitkomen.
uil in de regen
Verderop nemen we paapjes waar en zien we een geelgors zingen. Als we het afgesproken punt bereiken dreigt er weer een onweersbui. Er wordt voorgesteld om het busje maar wat eerder te laten komen, maar er is geen bereikt voor de mobiele telefoons.
We gaan in de berm zitten wachten, terwijl het onweer dichterbui komt. “Zit daar niet zo, doe iets, maakt iemand een kwinkslag.” “Ja, zoek hout en bouw een hut!” stelt een ander voor. “Of laten we allemaal in het gras gaan liggen in de vorm van s.o.s.” oppert Peter.
Martijn slaagt erin om een sms-je te sturen en inderdaad komt het busje wat eerder. Gelukkig, want inmiddels hoost het en hebben we ons al een beetje in het bos verscholen. De chauffeur van het busje begrijpt kennelijk de instructie van Rob niet goed en wij weten (nog) niet waar die uilen zitten, dus als we terugrijden richting Farm Lator zou dat wel goed kunnen zijn.
Niemand spreekt Hongaars en de chauffeur verstaat niks anders. Hij stopt inderdaad weer bij de appartementen. Via Rob’s vrouw kan duidelijk worden gemaakt dat we nog naar de uilen gaan en dus moet het busje weer de 4½ km slechte hobbelweg terug, opnieuw langs de slagboom met bewaarder. Was het inmiddels weer zonnig geworden, nu ontlaadt zich in het uilenbos een nieuwe bui.
We krijgen wel prachtig een enorm nest te zien met een jonge oeraluil.
We eten soep, lamsvlees met pasta (voor de vegariërs tofu) en ijs toe.
Na het natafelen worden de waarnemingen vergeleken. Het totaal aantal soorten staat al op 62 en bij elke vogel van de door Bert Verweij vervaardigde lijst wordt het aantal bediscussieerd dat is waargenomen, 15 ringmussen, 20 nachtegalen, 42 vinken of 41…, 5 pimpelmezen, nou of iedereen dat allemaal gezien en/of gehoord heeft?
13 mei
Vandaag staat de Hortobágy op het programma en om daar evtl. de grote trap te kunnen zien moet je er vroeg heen. Vijf uur op, kwart over vijf is er thee en om half zes weg.
Als we net wakker zijn komt Rob aankloppen en zeggen dat de bus in Boedapest een ongeluk heeft gehad. De trip moet worden uitgesteld. Sommigen kruipen er weer lekker in, maar anderen staan we toch maar op om lekker vroeg te vogelen. Wij krijgen in het eerste zonlicht een appelvink te zien met zijn grote snavel en prachtige kleuren. Op het pad kruipt een prachtige vuursalamander.
Teruglopend zien we eindelijk een koekoek vliegen, die we al de hele tijd van alle kanten horen echoën.
boomklevernest
Voordat we met een ander busje op stap gaan horen we bij het ontbijt dat Annemiek en Gerard een grijskopspechtennest hebben ontdekt. Daar gaan we met z’n allen op af en verdekt opgesteld beloeren we het nest. Ze laten zich echter niet zien.
Als we nog wat verder lopen ontdekt Frans elders een boomklevernest, waar de jongen net één voor één uitkruipen en omhoog beginnen te kleven.
In de boomgaard kijken we nog even naar de kleine bonte specht. ‘k Zie er ook een eekhoorn.
Om kwart voor elf stappen we in de luxe vervangende bus om naar het Zuidelijk Bükkgebergte te rijden. Daar gaan we een paar kilometer lopen. Direct uit de auto zien we al raven boven ons.
Hannie, die onlangs een nieuwe knie kreeg, gaat met haar stok een klein stukje het gebied in, waar we de karpatenzenegroen volop zien bloeien en ook weer de alleen hier voorkomende paarse verbascum (toorts), veel bosaardbeien en dan ook aardbeivlinders, maar ook weer het oranjetipje en de koningspage, het zandblauwtje en de parelmoervlinder.
Qua vogels de grauwe gors en veel grauwe klauwieren. Het is een prachtig gebied, met hier en daar een moseik. Op struikjes regelmatig een robotap.
Ineens horen we het vrolijke geluid van bijeneters en al gauw zien we ze ook. Verscheidene vogelaars hebben een telescoop bij zich, wel een gesjouw, maar in dit soort situaties, dat de vogels wat verder zitten, “haal je ze wel naar je toe!”
Gelukkig mogen de vogelaars zonder zo’n rijk bezit altijd wel door de scopen van de anderen kijken. Prachtig die kleuren van de bijeneters.
Rob leidt ons langs het primitieve zomeronderkomen van een schaapherder en vervolgens langs een poeltje met bloedzuigers, watersalamanders, “schaatsenrijders” en boomkikkers.
Inmiddels dreigt er een onweersbui, zodat we ons langzamerhand en steeds vlugger richting auto begeven, onderweg nog even kijkend naar twee paapjes.
Precies op tijd arriveren we bij het busje, waarna het onmiddellijk begint te gieten.
Rob stelt voor dat we in plaats van de meegebrachte koffie maar een overdekt terrasje in het nabijgelegen dorpje bezoeken.
Ze hebben er lekkere cappucino. Ik pin vast wat forint en, al kan ik niet het hele benodigde bedrag in één keer opnemen.
Daarna gaat het naar de kleine Hortobágy. We rijden voorbij een veld waar twee grote roofvogels zitten. Eén ervan was wel heel groot en na een paar honderd meter besluiten we om nog even terug te rijden. We zien een gigantische vogel, naast een veel kleinere bruine kiekendief. De grote wordt als keizerarend gedetermineerd, die – nadat een paar passagiers, die niet bij het raampje zitten uitstappen – met machtige vleugelslagen wegwiekt, een indrukwekkend beest. Er wordt ook een schreeuwarend gezien en nog een paar kiekendieven.
Voor de bui uit rijden we naar een gebied dat met een paar grote rommelige boerderijen begint. Het zit er vol groenlingen, turkse tortels en ringmussen, maar er wordt ook een hop gezien en een kuifleeuwerik.
We lopen een stuk langs de weg. Het is een vogelrijk gebied: ooievaars, bonte kraaien, gele kwikstaarten, nog meer kuifleeuwerikken. Verderop “pikt het busje ons weer op” en we stoppen in dit weidse gebied bij een slootje, waar we prachtig een grote karekiet boven in een wilgje zien zingen. Ook de rietzanger zit er en een jonge gans zwemt in het slootje. Boerenzwaluwen scheren over onze hoofden. Verderop op de weg fourageren een paar zomertortels met die mooie bruine schubjes.
de kraanvogels komen over
Weer een stukje verder komen een paar scharrelaars uit een nestkast en deze schitterend bruinblauwe vogels geven een spectaculaire vliegshow. Even later dient zich al een volgend spektakel aan: een vlucht kraanvogels komt over en nog een stel en weer een paar!
Op een hoogspanningsmast wordt een paartje sakervalken ontdekt. Alle telescopen richten zich erop en af en toe steekt het jong zijn kop boven het nest uit.
We nemen er de meegebrachte koffie bij.
Het is inmiddels weer helemaal zonnig geworden en in het late middaglicht rijden we langs gele koolzaadvelden en door wat dorpjes terug naar Farm Lator. Daar wordt weer een heerlijke maaltijd met tomatensoep, doperwtjes met aardappelen en koek toe opgediend.
Bij het eten worden ervaringen uitgewisseld van vorige vogelreizen. Verschillenden zijn eerder o.a. op Lesbos geweest en dat wordt aangeraden. Anderen discussiëren over milieu en klimaatverandering.
De waarnemingen van vandaag worden geïnventariseerd. De fanatiekelingen zitten inmiddels totaal op 97 soorten hier, maar wij als ‘beginnelingen’ toch ook al op 74!
14 mei
Nu dan echt om vijf uur op en om half zes, met een brunchpakket naar de kleine Hortobágy en nu dieper het gebied in. Vanuit een uitkijktoren tussen de lichtgrijze olijfwilgen zien we inderdaad drie grote trappen, waarvan er één baltsend uitbundig pronkt met zijn verenpakket: het lijkt wel of-ie zich binnenstebuiten keert.
in koor
Ook lopen er wat reeën. Rondom jubelen leeuwerikken (wat bij enkele vogelaars van boerenafkomst nostalgische gevoelens oproept over de tijd dat dat in Nederland nog heel gewoon was), een hop en koekoeken klinken in koor. In het hoge gras horen we kwartels, die zelfs Martijn nog nooit heeft gezien; sommigen zien er later vanuit de auto twee wegschieten. Door onze verrekijkers zien we bruine en grauwe kiekendieven.
We rijden, c.q. hotsebotsen, vooral als je achterin zit, terug naar het bosje waar roodpootvalken in genummerde nesten zitten, lichte vrouwtjes, soms met oranje borst, donkergrijze mannetjes. Maar er is meer te beleven: ooievaars op nesten, een ransuil doet een dutje in één van de bomen.
Rob neemt ons mee naar het andere eind van het bosje, waar we prachtig baltsende kleine klapeksters zien. We kunnen er de meegebrachte koffie bij drinken.
Regelmatig zien mensen een wielewaal wegschieten. Bovenin een boom zien we een hop zijn
roep uitpersen.
tudeljoo
De volgende stop is bij een boerderij met een geheel doorzichtige schuur. We zien er veel ringmussen. Dan gaat het via kronkelende karresporen naar een nat gedeelte van dit immense gebied. Boven een slootje vliegen twee witwangsterns heen en weer en aan de andere kant wordt een snor waargenomen. Jos ontdekt een wielewaal en eindelijk zien we allemaal de prachtige gele schoonheid.
Maar enkele vogelaars lopen al weer verder en ‘iedereen’ gaat er maar weer achteraan, want stel je voor dat ze iets zien wat jij niet ziet.
Verderop zijn inderdaad meer plasjes, omzoomd met gele lissen, waar een witoogeend wordt ontdekt, een dodaars en een bosruiter. Rob wijst ons op een knoopkruidparelmoervlinder.
In een volgend plasje een grutto en een steltkluut! Alléén Bert neemt in het eerste plasje nog een porceleinhoen waar, dus dat telt niet vanavond met de inventarisatie.
We gaan weer verder rijden en zien op een paal een steenuil zitten. Na dit ritje vraagt Rob of we het nog leuk vinden om een stukje langs een watertje te lopen.
Daar horen en zien we weer regelmatig grote karekieten. Verder een rietzanger en een rietgors. Boven het water vliegen steeds witwang- en zwarte sterns.
zwart
Tegen het eind ziet iemand een purperreiger ergens in een rietkraag, maar we krijgen hem niet goed genoeg in beeld om hem allemaal echt goed te zien.
In het riet zit een boomkikker en verderop wordt een balkankwikstaart waargenomen met z’n ‘zwarte petje’.
We gaan terugrijden en als we de gids weer ‘thuisgebracht’ hebben stoppen we in Bukkabrány waar gepind kan worden, nog steeds niet genoeg om ons gehele verblijf te betalen, maar we komen hier nog wel een keer langs. Verder doet het gezelschap wat boodschappen bij de Coöp. De syrische bonte specht die Rob hier weet komt niet te voorschijn. Wel zien we een zwarte ooievaar overvliegen.
Op Farm Lator hebben we nog lekker tijd om wat te zitten en te drinken voordat om 18.30 u weer een verrukkelijke maaltijd wordt opgediend: vermicellisoep, risotto met kip en bisschopscake toe.
Enkele deelnemers betalen vast een gedeelte van het verschuldigde verblijfsgeld.
Na het eten volgt de inventarisatie, zeg maar op schetenwappelijke wijze. Met aantallen en soorten wordt ruimhartig omgesprongen. Het totale aantal soorten telt nu 134.
15 mei
We zijn nu ‘gewend’ om vroeg op te staan, zodat we ook vandaag bijtijds wakker zijn. ’t Ontbijt is pas om half negen, zodat we makkelijk nog even kunnen gaan zoeken naar de grijskopspecht, die Luud al weer een keer gezien heeft.
Als we bij de toevallig van een wandelmarkering voorziene boom komen, staat Sancia daar al te posten. Even later duiken ook Luud (die ’s morgens al om half vijf begint, vandaar zijn extreem hoge score) en Martijn aanlopen. We wachten geduldig en dat wordt beloond. Luud ontdekt de specht op een andere boom. Hij vliegt van boom tot boom steeds dichterbij het nest. Wat is-ie mooi!
Durft hij het nest niet in? Voor de zekerheid gunnen we hem zijn rust en gaan terug.
Na het ontbijt vertrekken we om 9.15 u met gids Atilla naar de grote Hortobágy, een flinke rit. Vanuit het busje begint het vogelen al met de vele bruine kiekendieven die we vandaag zullen zien. Ook een zwarte ooievaar.
Bij de Tiszaplassen stoppen we even en stappen we allemaal uit: het kan hier interessant zijn. We zien inderdaad prachtig de in de vlucht donker ogende purperreiger overkomen. In een wilg een paar jonge staartmezen (even twijfel of het niet de felbegeerde buidelmezen zijn) en de braamsluiper scharrelt in een ander boompje. Ondertussen passeert een trein.hier vliegen de vogels je om de oren
Bij een toeristenbureau moeten er toegangskaartjes worden aangeschaft. Verschillende maken gebruik van deze stop om te plassen, folders te verzamelen en/of het toeristenwinkeltje te bezoeken. Dan gaat het naar één van de ingangen van dit nationale park. Hadden we vanuit de auto al de nodige zilverreigers (gebogen nek) zien vliegen, hier miegelt het van die beesten, en lepelaars (rechte nek). Terwijl we de meegebracht koffie drinken vliegen de vogels je bij wijze van spreke om de oren: tafeleenden, witoogeenden (met die duidelijke witte vleugelvlek), ralreigers (kort gedrongen), een kwak (zwarte rugstreep) enz.
We gaan door het gebied lopen en zien vóór ons een hermelijn op het pad. In het riet gilt een waterral en over ons hoofd vliegt een pontische meeuw. We beklimmen even een uitzichttoren van waar we baardmannetjes horen. Aan het eind, waar de chauffeur, die ook met een scheve kijker rondspeurt, al weer op ons staat te wachten, stappen we weer in om naar een volgende bezienswaardigheid te rijden. Af en toe voelen we ons net Japanners, alleen hebben wij ook nog allemaal een verrekijker om en verschillenden een telescoop op een statief.
We komen bij een wand met nestholen, waaromheen zich bijeneters ophouden en oeverzwaluwen rondscheren.
Weer allemaal instappen en verderop kijken we naar een boom met een nest met 4 ransuilen. Pa of ma zit er naast. De andere kant op zien we 3 duinpiepers (gladde lichte borst; broedt niet meer in Nederland).
op elke hoek een ooievaar
Bij een boerderij met een grote familie koeien beklimmen we een uitzichttoren met zicht op een grote kolonie grauwe ganzen. Nou, die hebben we zelf wel genoeg.
Dan rijden we naar een dorpje in de buurt waar we een gids moeten ophalen, die ons naar een moerasgebied zal brengen. In dat dorpje is een straat met wel 20 ooievaarsnesten, op elke hoek zo’n paal. Grappig om te zien dat onderin die gigantische wagenwielen vaak mussen inwonen.
Eerst stappen we uit bij één van de vele rommelige en vervallen boerderijen. We lopen erlangs een heel stuk de puszta op, bijna onafzienbare vlaktes hier. Aan het eind kunnen we vanaf een heuvel 5 grote trappen waarnemen. We zien voornamelijk hun ganzennekken boven het gewas uitsteken. Het is een hele tippel, vooral voor Hannie, die dan ook al weer bijtijds terugwandelt. Alweer verplaatsen we ons naar een andere plek. Bert zit de hele tijd met een kaart op schoot van 2 jaar geleden toen hij hier ook rondscharrelde. Hij is het niet steeds met de route eens. We lopen langs een moeras (met muggen) naar een veld waar waterrietzangers zitten en we kunnen ze inderdaad heel mooi zien (met hun snippenkopjes) door de telescopen.
In het riet ook hier weer verscheidene snorren en rietzangers.
Dan hebben we genoeg gezien. De gids die de hele weg tegen Atilla heeft lopen kletsen in het Hongaars wordt thuisgebracht en de terugrit aanvaard. De luchten kleuren mooi rood en donker. Om kwart voor 9 eten we een feestelijke zuurkoolmaaltijd, eiersoep vooraf, home-made cake toe en na het eten worden de mogelijkheden voor morgen besproken en wat geld- en terugreiszaken overlegd.
Bij de inventarisatie wordt een overweldigende hoeveelheid waarnemingen vastgesteld, met voor ons diverse nieuwe. Wijzelf zitten nu op een totaal van 129 soorten.
16 mei
We hebben ervoor gekozen om na 3 dagen puszta voor de verandering vandaag het Bükkgebergte in te trekken. Er is een compromis gesloten om om half acht te ontbijten en kwart over acht te vertrekken, omdat het nogal eens in de loop van de middag gaat betrekken.
We gaan de hobbelige weg langs de slagboom weer op en verbazen ons over het saaie baantje van de man die de slagboom moet bedienen bij één van de weinige overgebleven afzettingen van dit natuurgebied.
de weg is versperd
Voorbij het kruispunt op Békény puszta, waar al wat andere wandelaars zich ophouden, kunnen we niet verder, want de smalle weg wordt versperd door een vrachtwagen die boomstammen aan het opladen is.
We maken van de nood een deugd door in de buurt wat rond te gaan kijken. Rob wijst het karpatisch bijenblad aan en in het bos turkse lelies waarvan de verse knoppen zijn afgebeten door reeën. Verderop staat een mooie purperorchis en teruglopend zien we het witte bosvogeltje en blauw parelzaad.
Als we naar het busje gaan komt er een hele groep kinderen aan die in een aantal auto’s vertrekken. Gelukkig gaan ze niet naar de oeruil.
Wij stappen daar in de buurt weer uit en lopen heel stil naar de plek waar de uil broedt. Rob gaat hem zoeken en al gauw wordt-ie waargenomen, maar dan vliegt het vrouwtje weg. Onze groep moet op het pad wachten op een teken van Rob. Na een tijdje wenkt hij ons: het mannetje zit rustig in de buurt van het nest in een boom te suffen. We konden hem allemaal prachtig zien door de verrekijkers en de telescopen.
Op een volgende plek speuren we naar de witrugspecht, maar we moeten het vnl. met een geelgors doen. Dan rijden we een heel stuk verder, naar Bükkszentskereszt, één van de 3 kernen hier, in de 18e eeuw gesticht door glasblazers, later vestigden zich er kolenbranders, die houtskool maakten en nog weer later kalkbranders; zij maakten ongebluste kalk voor het pleisterwerk van de huizen.
We vervolgden de weg naar Répáshuta, van waaruit we een dal in gingen wandelen. Eén van de vogels die werden gespot was de withalsvliegenvanger. Vandaag keken we meer naar de flora, helleboris, judaspenning, gele en paarse dovenetel, sleutelbloem, maar ook volgden we het landkaartje en het oranjetipje.
de geheimzinnige kwartelkoning
In een veld aan het eind hoorden we de kwartelkoning, maar hoe we ook speurden met z’n allen vanaf een heuveltje ertegenover, de geheimzinnige vogels lieten zich niet zien, alleen horen. We moesten ons tevreden stellen met roodborsttapuit en paapje.
Via enkele velden, met vlierorchis en wondklaver en over een paadje met mestkevers en een of andere pad slenterden we, genietend van het blijvend mooie weer en de mooie natuur, terug naar het dorpje waar we in bistro Vadasz ons het bier goed lieten smaken.
In Farm Lator werd ons doperwtjessoep voorgeschoteld, gevolgd door pasta met kalkoen, versierd met een bieslookbloemetje. Flensjes toe.
party in de boomgaard
De checklist werd vandaag buiten ingevuld, want het is nog lekker weer, ‘een zwoele zomeravond’. Allen werden uitgenodigd voor ‘een party’ in de boomgaard bij onze Amersfoortse vrienden. Ze hadden nog een paar staartjes drank die opmoesten. Gerard stak waxinelichtjes aan en we hadden veel plezier. Flink gelachen om allerlei geestig adrem gemaakte opmerkingen, bijv. als iemand aankondigt morgen een terminaal bad te gaan bezoeken.
17 mei
Loes en Frans hebben vandaag hier 2 fietsen gehuurd om een tocht te maken over vulkanische plateaus. Anderen gaan op de vlakte hierboven de keizerarend zoeken, die daar een nest schijnt te hebben en weer anderen brengen een bezoek aan Eger, weggebracht door Rob en verder met de bus.
Wij fietsen om 8.40 u weer langs de slagboom omhoog naar Békénye puszta. Waar het bos ophoudt maken we even een in de beschrijving aanbevolen uitstapje naar de open vlakte waar veel orchideeën bloeien. Er vliegen raven over en we zien grauwe klauwieren.eindelijk de Europese kanarie
Dan fietsen we naar Kisgyör, met een fraai kerkje. Eerst horen we in een boom een vogel zingen, maar zien hem niet. Op het pleintje waar je ook water kunt tappen zie we een Europese kanarie (gele hals en gele stuit) die hetzelfde liedje zingt en later nog één.
Een kilometer buiten het dorp slaan we rechtsaf een veld/grasweg in om door de Csincse vallei te rijden. Daarna het karrenspoor op, langs brandnetels, modderig en veel plassen. Nu en dan moeten we een stukje lopen. De fietsen worden heel smerig.
In het dal groeien hele bossen blauwe irissen en we zien ook mooie blauwe klokjes, een clematissoort.
Langs een recreatievijver waar veel Hongaren hun zaterdagse uitstapje maken of barbecuen, komen we bij Harsány uit. In de tuintjes van de mensen allerlei kleuren irissen.
In Borsodgeszt maken we een ‘uitstapje’ naar een bijeneterkolonie. We horen de vogels, prüp, prüp, en dan zien we de kleurige vogels ook weer. Het gaat regenen, zodat we onze regenjas aanmoeten en de hoes over de rugzak. Langs het burgemeestershuis gaan we het dorp weer uit klimmen. Gelukkig is het direct al weer droog, want met een jas aan omhoog is veel te heet.
We doen ook nog uitstapje 3, een klimmetje omhoog naar een vulcanisch plateau met uitzichten alle kanten op.
Loes vindt een prachtige vuurwerkplant. Die verspreidt bij warm weer vluchtige olie die je met een lucifer kunt aansteken, maar speel niet met vuur in de natuur staat er bij in het boek.
Langs een veld met korenbloemen gaan we en verderop ligt er een vliegend hert; we betwijfelen of-ie dat nog kan. Over een heuvel leidt de veldweg ons steil naar beneden Sály in en dan zijn we tegen vijven terug.
We eten rijst met gevulde rollade (voor de 3 vegetariërs is er steeds een redelijk alternatief), uiensoep vooraf, saroma toe.
nachtwerk
Omdat Fred, directeur van de vogelbescherming en zijn vriend, die ook op Farm Lator logeren, morgen weggaan, wordt vanavond de nachtzwaluwenexcursie gehouden, al zijn we laat met eten, doordat Frank, Margot, Jos en Peter pas na zevenen terug zijn uit Eger, met enthousiaste verhalen over het lekkere gebak, de camera obscura in de bibliotheek, de mooie gebouwen en het heerlijke thermaal bad. Rob kondigt aan dat we tegen achten weggaan en om acht uur komt hij ons plotseling halen. We moeten ineens allemaal opschieten en snellen het bos in; voorbij ‘de grijskopspecht’ rechtsaf. Op het plateau gaan we ergens zitten wachten. We horen wel twee keer het geluid (als van een oude naaimachine), maar daar blijft het bij. We geven het op, maar horen wel prachtig de bosuil roepen in de maanheldere nacht. Het is heel spannend om door het donkere bos met een paar zaklantaarns terug te lopen en te zorgen dat je niet in een plas glibbert.
18 mei
De vogelaars van wie morgen de vakantie erop zit, Jan, Peter, Sancia, Luud, Martijn en Margot mogen vandaag nog een ritje maken met Rob, o.a. naar een gebied waar de grijze gors zit. Ze moeten wel vroeg op omdat Rob bijtijds terug moet zijn.
Wij ontbijten ook maar om 7 uur, zodat we al voor achten op pad kunnen gaan om hierboven het plateau nog eens te beklimmen. Bij het gehuchtje terzijde van de weg fotograferen we de bijzondere pijpbloem. Boven staan de bloemen al veel meer in bloei dan vorige week. We zien er weer grijze gorsen, met hun hangende pootjes als ze vliegen. Verderop vinden we de plek die Heleen en Martijn ons hebben aangegeven als zichtplaats op een keizerarendnest. Na enig speuren zien we het in een boom en de arend vliegt boven ons. Ook een wespendief. Uiteindelijk komt het gemarkeerde pad weer op de asfaltweg richting Kisgyör. Daar komen we Mieke en Heleen op de fiets tegen. Ze hebben eerst (tevergeefs) naar de oeraluil gezocht. .
Teruglopend zien we de fluiter zingen. Bij een plasje in de berm verheugen we ons over een paar schitterend gekleurde appelvinken met hun forse snavel.
zondagmiddag
Het pad brengt ons verder weer op de weg langs de slagboom. We komen af en toe Hongaren tegen op hun zondagmiddagwandelingetje. Als we ons opgefrist hebben gaan we relaxen in de boomgaard.
Barbara en haar kookster, die ons elke dag voorzien van de heerlijkste spijzen en dranken, dekken de tafels buiten, maar tegen half zeven moeten de mensen die al aan de tafel in de open lucht waren gaan zitten borden en bestek mee naar binnen nemen, want het gaat onweren. De anderen kunnen buiten eten, omdat hun tafel overdekt is.
Na het eten blijven we allemaal wat rondhangen in afwachting van de overhandiging van een afscheidsgeschenk aan Martijn, dat men gisteren in Eger heeft gekocht, een witoogeendpoppetje en een fles met een lekker drankje. Hannie en Margot spreken ‘de reisleider’ lovend toe. Ook wordt de hartelijke dank uitgesproken aan het adres van Rob en Barbare voor de meer dan perfecte verzorging hier. Het was hier goed toeven. Rob komt met een fles abrikozenjenever aanzetten en het bleef nog lang gezellig, maar niet zo erg lang, want morgen moeten de zes die vertrekken om 6.45 u eten.
Rob vertelt wat over het probleem van de mislukte integratie van de zigeuners in Hongarije die men – nadat ze niet meer door het land rond mochten trekken – buiten de dorpen heeft gehuisvest, zodat er getto’s zijn gevormd met werkloosheid en criminaliteit en in Sály bijvoorbeeld alleen maar een ‘zwarte’ school.
19 mei
De vertrekkende reizigers eten om 6.45 u. Dat doen wij ook maar, dan kunnen we bijtijds vertrekken. Eerst zwaaien we ze uit. Om kwart over acht fietsen we weg, richting Sály. Bij de visvijvers gaan we wat langzamer en houden we af en toe halt om een roodborsttapuit te zien, karekieten, een bruine kiekendief met een grote tak in zijn poot en ineens wiekt er een roerdomp voorbij!
Dan fietsen we door naar Bükkabrány, waar de kinderen van Rob en Barbara, Flora en Suzanne op school zitten. Via de ventweg rijden we naar Mezönyarad. Ook hier bloeien in of voor veel tuintjes irissen. Voorbij Mezökeresztes, waar we een ooievaar op een nest langs de weg fotograferen, over het spoor. Dan rijden we door naar Szentistvan, waar we de fraaie kerk vastleggen. Een vrouw begint tegen ons te praten, ondanks dat Loes duidelijk maakt dat we haar niet verstaan. We krijgen de indruk dat ze ons een weekendhuisje wil aanbieden.
blauwe ruggen
De andere kant op komen we weer bij de rommelige boerderij, waar we vorige keer al zo veel vogels zagen. Het zijn er nu wat minder, groenlingen, turkse tortels, mussen en putters.
We vervolgen de weg en zien al een paar scharrelaars vliegen en ik zie er ook één zitten.
Bij het bruggetje met het vreemd omgebogen hek, alsof er ooit een auto overheen de sloot in is gedoken, horen we natuurlijk weer de grote karekiet, maar we kijken ook boven op de blauwe ruggen van de boerenzwaluwen.
We fietsen verder langs velden vol rode klaprozen. Het koolzaad raakt een beetje uitgebloeid. Als ik voor een foto een veld inloopt, vliegt er een kwartel op.
We rijden tot de palen waaraan de scharrelaarsnesten hangen. Deze vogels blijven op grote afstand hier. Na de lunch in de tamelijk hete zon gaan we terug.
kleine klap
De zandweg heeft wel een beetje geleden onder de fikse onweersbui van gisteravond. Hier en daar glibbert de fiets weg en er zijn ook enkele flinke takken afgewaaid.
Op de terugweg komt er vlak boven ons hoofd een kleine klapekster zitten; eerder al hadden we hem zien vliegen.
Als we teruggaan valt het ons op, dat jonge Hongaren modern gekleed gaan in tegenstelling tot ouderen die er vaak sjofel uitzien. De fietsen die we zien zijn meestal oude barrels. Auto’s zijn vaak Lada’s of Trabant.
Bij de spoorwegovergang moeten we stoppen. Er passeren twee treinen met tamelijk oude locomotieven. Overigens schijnt het spoorwegnet hier tamelijk fijnmazig met stops op de kleinste stations.
Langs de tegen een helling gelegen begraafplaats in Bükkabrány met ernaast de bolvormige watertoren gaan we richting Sály. Verder door de autoloze straten en langs de gipsy’s, die buiten bij hun huizen rondhangen, terug naar Farm Lator.
De vogelaars die met de gehuurde auto’s naar de Tisza zijn en ook door de kleine Hortobágy komen pas na 7 uur terug. We eten dan pasta, groentesoep vooraf, een toetje van kwark, rode vruchten en slagroom. Buiten onweert het en er valt zelfs een fikse hagelbui. Overdag was het – als steeds – mooi weer.
20 mei
De lucht is grijs als we opstaan en Rob adviseert de autorijders om richting Hortobágy te gaan omdat het daar minder zal regenen, en de vogels met het minder warme weer actiever zijn.
Het levert de nodige discussie op. Gerard is een beetje huiverig voor modderige paden, maar Bert juist weer niet. Het is inmiddels gaan regenen.
‘k moet dwalen, door bergen en in dalen…
Al gauw wordt het droog, zodat we toch maar op pad gaan. Ik heb een wandeling bedacht, door het bos naar Kács, dan naar Sály en vervolgens via Mocsolyastelep weer terug. Rob heeft gisteren al gezegd dat het begin niet zo eenvoudig is, er zijn veel paden en weinig markering. Al gauw begint het weer te hozen, maar dan lopen we onder de bomen. Verderop beginnen we te twijfelen, omdat het pad voor ons gevoel wel verder uit de richting gaat. Er glipt een eekhoorn weg en later een haas. We zien weer zo’n prachtige zwart/gele vuursalamander. Beneden constateren we dat we toch wel op de goede weg zaten en we herhalen de wandeling naar boven. Inmiddels is het droog en we drinken koffie in het zonnetje. We komen langs een vlierbessenveld en een gewone wijngaard. Daar zien we zomertortels en klauwieren.
Ik ben bang dat het dorp in de verte niet ons doel is en al een volgend plaatsje. Uiteindelijk komen we achter in Sály bij de zigeuners beneden. (We hadden toch naar dat dorp moeten doorlopen!)
Het loopt hier een beetje unheimisch; er komt nogal wat criminaliteit voor. Afgeraden wordt ook het getto binnen te gaan. Kinderen rijden hier op motoren zonder nummerbord, een jongen loopt met een geweer; het ziet er een beetje dreigend uit.
Vanuit Sály gaan we weer omhoog over een vlakte met veel bloemen en een paartje boomleeuweriken. Op een hekje zit een zwarte mees en verderop een grauwe gors.
oompje
Na een tijdje bereiken we Mocsolyastelep. Een slaperig dorpje waar we even rusten. Bij een kapelletje links af, richting Kisgyör en dan scherp links af. Het begint enthousiast met een gele markering, maar daarna moeten we het bij een paar afslagen zelf maar uitzoeken. Na enkele onzekere kilometers komen we toch op een kruispunt op de vlakte uit, dat al vaker een rol heeft gespeeld. Over een modderig en glibberig pad zijn we zodoende weer snel thuis. Als we voor ons huisje een biertje zitten te drinken, komen Flora en Suzanne, op advies van Rob een door hen gevangen mestkever aan ‘neni’ en ‘baatchi’ laten zien; dat is hier een milde uitdrukking voor mensen op middelbare leeftijd, zeg maar tante en oompje.
De autorijders maken er ook vandaag een lange dag van, zodat we niet om 18.30 u gaan eten, maar voor de gezelligheid op hen wachten.
Het eten biedt groentesoep, een soort pompoenprutje met gehaktbal en ijs toe.
De autorijders zijn vandaag naar de zgn. visvijvers in de Hortobágy geweest waar ze weer heel wat reigersoorten e.d., maar ook baard- en buidelmezen hebben gezien. Dit keer zijn we wel een beetje jaloers op hun belevenissen.21 mei
Onze laatste wandeldag voert nog één keer langs de slagboom over de slechte asfaltweg naar Békénye puszta. We worden ingehaald door Rob die de ‘individuelen’ wegbrengt voor een fietstocht elders. Halverwege lopen we nog even het paadje in waar we vorige week de withalsvliegenvanger zo mooi zagen. Dat is nu weer het geval! Hij zit weer boven op de boomstronk, waarin ook zijn nest is.
Langs het blauw parelzaad wandelen we een stuk de weg richting Kisgyör af, waar in een paar holle balken van electriciteitspalen mussen nestelen, tot het eind van de bosrand, waar de open vlakte begint, met orchideeën. Overal bloeit nu ook volop thijm. We zien een prachtige gele morgenster. Er zingen geelgorzen en grauwe klauwieren. Loes ziet een hert vliegen.
Dan gaan we terug en slaan het pad in ‘richting keizerarend’.
Daartegenover gaan we eten als we lang turen zien we een gestalte op het nest een beetje bewegen. Dat moet hem zijn.
Langs de twee plasjes, één met volop kroos nu, waar ik een grote blauwe libelle fotografeer.
De uitzichten zijn momenteel zeer helder, blauwe lucht met witte wolken. We zien Sály liggen. Op het plateau groeien nu veel grassen, sommige hoger dan de bloemen.
Aan het eind moeten we helaas afscheid nemen van deze bloemenwei. We dalen af en lopen terug en brengen de rest van de middag rustig door; we pakken vast in grote lijnen onze tas in en nemen een lekker Borsodibiertje.
Als de chauffeurs terug zijn van de auto’s wegbrengen naar Miscolc gaan we eten, om 7 uur, bloemkoolsoep, versierde gebakken aardappelen met zure room (wordt veel gebruikt in de Hongaarse keuken) en zelf gebakken en gevulde koekjes toe.
Als we hebben afgerekend lopen we met Annemiek nog een avondwandelingetje rond de camping en als we terugkomen is er nog een afscheidsborreltje; een sterke vruchtenjenever.
22 mei
Vroeg op want we hebben 3 vervoersmiddelen nodig om bij de luchthaven in Budapest te komen. Om 7.10 rijden we weg, gebracht door Barbara en Rob. Eerst worden Suzanne en Flora naar school gebracht in Bükkabrány. Dan rijden we naar het station van Mezökövesd. Voor ons vliegt een ooievaar. De trein brengt ons in Budapest.
Kwamen we op de heenweg, zowel met het vliegtuig als het busje langs talloze koolzaadvelden, nu vallen vooral overal de bloeiende acacia’s op. Verder langs de rails vlier, blauwpaarse vogelwikke, rode klaprozen. Ook onderweg zien we de huizen in de dorpjes vaak geel, oranje of rose geschilderd.
In de Hongaarse hoofdstad staat een taxibusje klaar, besteld door Barbara. Voor de zekerheid hebben we de trein van 8.05 u genomen, want 10.05 u is een beetje een risico. Natuurlijk verloopt alles vlot, zodat we van 11.00 – 14.30 u rondhangen voordat we in kunnen stappen. Wij nemen een lekker stuk taart bij onze eigen koffie. Bert Verweij haalt zijn saladetekort in met een flinke bak versierd groen, omdat hij dat zo gemist heeft de afgelopen tijd. Op Farm Lator was salade dagelijks slechts een beperkt bijgerecht.
Wij krijgen een raamplaats, maar helaas met een half raampje dat zicht biedt op de motor en de vleugel en een glimpje van de wolken. ’t Is trouwens ook bewolkt. De motor maakt ook nog eens een pestherrie.
We krijgen een mövenpiek ijsje en iets te drinken naar keuze.
In Zürich stappen we over op luchtbus A320. Daar hebben we een betere plaats, voor een raampje, maar het is bewolkt en al gauw vliegen we daarboven. Dit keer krijgen we een sandwich en een drankje. In beide vliegtuigen worden ons, net als op de heenweg lekkere chocolade voetballen verstrekt t.g.v. van de komende E.K.
Als we onder de wolken komen hebben we mooi uitzicht. We vliegen over de Waterleidingduinen, het circuit van Zandvoort, IJmuiden, de hoogovens, Spaarnwoude en dan landen we weer op de Polderbaan, met nauwelijks vertraging.
Frans van der Feen